Yulius gaat eetprobleem ‘ARFID’ bij kinderen met autisme creatief te lijf

DRECHTSTEDEN - Autisme en eetproblemen hangen sterk met elkaar samen. “Meer dan de helft van de kinderen met autisme eet selectief of vermijdend”, zegt Annemiek van Maanen, verpleegkundig specialist ggz bij Yulius. “Dat kan gezondheidsrisico’s opleveren en stress in het gezin.” Van Maanen ontwikkelde de afgelopen jaren vanuit haar behandelpraktijk een serie handvatten waarmee kinderen stapje voor stapje alsnog gewend kunnen raken aan gevarieerde en daardoor gezondere voeding.
ARFID
Iemand met het eet- en voedingsprobleem ARFID (Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder) vindt het moeilijk, of spannend, om bepaald voedsel te eten. “In een gemiddelde schoolklas zit één kind met ARFID”, vertelt Van Maanen. “Onder kinderen met een autismespectrumstoornis ligt dat cijfer heel veel hoger. Dat heeft onder meer te maken met prikkelverwerking, die bij autisme anders verloopt. Een kind kan bijvoorbeeld moeite hebben met de kleur, de structuur, de geur of het geluid van bepaalde voeding. Ook herkennen sommige kinderen met autisme hun hongergevoel niet. En er kan angst zijn door een eerdere traumatische ervaring, zoals verslikken of sondevoeding.”
Geitenoog
Van Maanen maakt de vergelijking met het gevoel dat vrijwel iedereen krijgt wanneer op tv bij Expeditie Robinson deelnemers een geitenoog of koeienmaag moeten eten. “Een kind met autisme en ARFID kan diezelfde afkeer voelen bij een worteltje. Het beschermingssysteem tegen ‘onveilig’ eten staat als het ware te scherp afgesteld.” Dwingen helpt niet. Wat wél kan helpen, is de gedragstherapie waarvoor Van Maanen binnen de autismepolikliniek creatieve technieken en tactieken heeft verzameld. Een greep daaruit: langzame blootstelling aan het voedsel, door eerst alleen te kijken of ruiken, of te kauwen zonder te slikken; de voeding anders bereiden, bijvoorbeeld door te raspen of pureren; of een uitdaging maken van de manier van aanbieden, bijvoorbeeld door verschillende categorieën voeding op verschillende kleuren placemats te plaatsen en het kind van elke kleur iets te laten kiezen.
Maatwerk
Van Maanen en haar collega Annemieke Koster, verpleegkundige in opleiding tot verpleegkundig specialist, tasten op de polikliniek bij Yulius eerst af waar het probleem voor iedere individuele cliënt zit en welke aanpak goed zou kunnen werken. “We maken een plan en afspraken op maat”, vertelt Koster. “Thuis gaat het oefenen van start. Het kan intensief zijn en soms moeten we even zoeken naar de beste tactiek. Maar met kleine stapjes wordt vaak resultaat geboekt. Ouders en kind voelen zich gehoord, vaak na een periode van onmacht. Dit maakt het voor ouders makkelijker om naast het kind te staan en het samen te doen. En het kind met ARFID ervaart minder de druk dat hij of zij een probleem in het gezin vormt.”
Lekker, of OK?
ARFID is pas sinds 2013 een erkende stoornis en het verband met autisme is bij veel ouders en ook bij zorgprofessionals nog onbekend. Van Maanen en Koster spannen zich daarom in voor meer bewustwording en deskundigheidsbevordering via scholing. “Wij kunnen op onze poli natuurlijk niet alle kinderen met ARFID en autisme behandelen. Daarom delen we kennis, zowel binnen als buiten Yulius, zodat andere behandelaren de aanpak zelf ook kunnen gebruiken. We hebben nauw contact met kinderartsen. Zij kunnen indien nodig een lichamelijke oorzaak van een eetprobleem uitsluiten en de gezondheid van een cliënt monitoren. Omgekeerd bieden wij hen kennis om effectief met ARFID in combinatie met autisme om te gaan.” In diverse handboeken over ARFID zijn inmiddels onderdelen opgenomen die binnen Yulius zijn ontwikkeld.
Gezondere leefstijl
Erin slagen om (weer) gevarieerder te eten, betekent vaak dat kinderen een gezondere leefstijl kunnen gaan aannemen. De negatieve prikkels verdwijnen niet helemaal, ze worden wel beter hanteerbaar. Koster en Van Maanen: “We proberen kinderen te leren om niet meer te zeggen dat iets ‘niet lekker’ is. Niet alle voeding hoeft lekker te zijn, ‘OK’ is goed genoeg. Ons motto is: OK eten kun je leren. We hoorden een keer van een moeder terug dat haar zoon vroeg: eten we vanavond iets wat lekker is, of alleen OK? Dan hebben we toch resultaat geboekt!”
Foto's: Yulius